zondag 3 april 2022

NOOT VAN DE VERTALER - Over de identiteit en het werk van Valentin Tomberg als de gereïncarneerde Hermes Tresmegistos



In het tweede deel getiteld "Het Mysterie van Golgotha en de Hemel" van dit 5-delige ontzagwekkende essay uit de bundel van vroege essays van Valentin Tomberg  “De opmaat naar de 6de cultuurperiode”, d.w.z. de dageraad van het nieuwe kennischristendom van de pas  in het 4de millennium aantredende Slavische cultuurperiode,  onthult de auteur zich op grond van zijn goddelijke raadplegingen waarlijk als een moderne boodschapper van de Goden, als Hermes herboren, de stichter van de oud-Egyptische beschaving die hij naar verluidt toch zei te zijn. 

De bron voor deze opmerkelijke verklaring en meer is een programma-notitie geschreven door het team van de uitgever van deze vroege essays, Achamoth Verlag (Tomberg Books) in Zuid-Duitsland ter gelegenheid van de presentatie van Vol. 1 van de Nederlandse vertaling van Valentin Tomberg's boek Meditaties op de Grote Arcana van de Tarot in Soesterberg, Holland op juli1, 2017. Deze notitie luidt : "Beste vrienden en geïnteresseerden in het antroposofische en hermetische werk van Rudolf Steiner en Valentin Tomberg, Zoals u weet is het levenswerk van Rudolf Steiner, de antroposofie, een 'wederopstanding' van de Egyptische Mysteriën',  zoals Rudolf Steiner zelf herhaaldelijk heeft gezegd. Wie was nu de grondlegger van deze Egyptische Mysteriën? Dat was Hermes, die het astrale lichaam van de grote Zarathustra erfde en die sindsdien dit astrale lichaam draagt, of beter gezegd in bewaring heeft gekregen. Deze individualiteit werd in bijna elke eeuw geïncarneerd, want hij is de toekomstige Bodhisattva Maitreya die eens ‘het Goede’ zal brengen. - Deze individualiteit leefde ook in Valentin Tomberg, van wie bekend is dat hij, toen men bij hem aandrong om de vraag te beantwoorden of HIJ de Bodhisattva was, zei: "Vraag me liever wie ik was in de Egyptische tijd! Toen de vraagsteller tot driemaal toe vasthield aan de vraag naar de identiteit van de Bodhisattva, zei Tomberg in alle rust: "Hermes, ik was Hermes tijdens de Egyptische cultuurperiode.’ Immers,  niemand zal direct van zichzelf zeggen dat HIJ de Bodhisattva is."

Nee inderdaad, maar indirect heeft Valentin Tomberg dit wel degelijk gezegd, althans voor wie tussen de regels door kan lezen wat hij als "Anonieme auteur van voorbij het graf" heeft geschreven in zijn Meditaties over de Grote Arcana van de Tarot , een boek dat hij pas post mortem wilde laten verschijnen, maar dat integendeel nog in zijn levenstijd in 1972 werd gepubliceerd. In de 21ste  “Brief aan een onbekende vriend”, staat geschreven, beginnend op p. 613 in het hier door mij uit het Engels vertaalde online PDF bestand :

"Na Jezus Christus - de God-Mens, die de volledige eenheid was niet alleen van spiritualiteit en intellectualiteit, maar ook van goddelijke wil en menselijke wil, en zelfs van goddelijke essentie en menselijke essentie - kan het werk van de samensmelting van spiritualiteit en intellectualiteit niets anders zijn dan het ontkiemen van het Christus-zaad in de menselijke natuur en het bewustzijn.  Met andere woorden, het gaat om de voortgang van de kerstening van de mensheid, niet alleen in de zin van een groeiend aantal gedoopten, maar vooral in de zin van een kwalitatieve verandering van de menselijke natuur en het menselijk bewustzijn. Dit laatste zal werken in overeenstemming met de wet: algemene aspiratie en verlangen; culminatiepunt van succes in een individualiteit; algemene verspreiding verspreid over een aantal generaties, d.w.z. het klimaat van algemene verwachting zal leiden tot de bijzondere realisatie die vervolgens algemeen zal worden.  Dit is de reden waarom boeddhisten wachten op de komst van de Maitreya Boeddha en hindoes op die van de Kalki Avatar.  Zij wachten op hem met het oog op een stap voorwaarts in de spirituele evolutie van de mensheid die zal worden overschreden als gevolg van de manifestatie van de nieuwe Boeddha en de nieuwe Avatar.  En deze stap voorwaarts zal niets anders zijn dan de versmelting van spiritualiteit en intellectualiteit.

Deze verwachting is overigens niet beperkt tot het Oosten: theosofen hebben er een aanzienlijke bijdrage aan geleverd door een beweging van internationale omvang op gang te brengen, die tot doel had de geesten voor te bereiden op de komst - naar men zegt - van de nieuwe leraar.  Daartoe stichtten zij de Orde van de Ster van het Oosten, die ongeveer 250.000 leden telde, en die overal congressen, conferenties en bijeenkomsten organiseerde, alsmede honderden boeken en brochures publiceerde. Terwijl de Orde van de Ster van het Oosten het idee verspreidde van de op handen zijnde komst van een nieuwe leraar voor de mensheid, was zij helaas te zeer gefixeerd op een bepaalde persoonlijkheid - die niet door de hemel, maar door de leiders van de Theosofische Vereniging was uitgekozen - die bij voorbaat werd opgehemeld om zijn prestige op te bouwen, hetgeen deze persoon uiteindelijk onwelgevallig was, zodat hij de Orde ophief. 

Meer discreet en zonder een bepaalde persoon als kandidaat voor het voetlicht te brengen, voorspelde Dr. Rudolf Steiner, stichter van de Antroposofische Vereniging, de manifestatie - opnieuw in de eerste helft van de twintigste eeuw - niet van de nieuwe Maitreya-Boeddha of Kalki-avatar, maar veeleer van de Bodhisattva, d.w.z. de individualiteit die bezig is de volgende Boeddha te worden, op wiens werkterrein hij de Antroposofische Vereniging hoopte te bedienen.  Een nieuwe teleurstelling! Deze keer was de teleurstelling niet te wijten aan een vergissing met betrekking tot de verwachte individualiteit, en zelfs niet met betrekking tot het tijdstip van het begin van zijn activiteit, maar veeleer aan een overschatting van de Antroposofische Vereniging door haar oprichter - daarom is er niets van terecht gekomen. 

Hoe het ook zij, het idee en de verwachting van de komst van de nieuwe Boeddha en de nieuwe Avatar leven op dit moment zowel in de westerse wereld als in het oosten. Er heerst veel verwarring over dit idee, vooral onder theosofen, maar er zijn er ook die hier helder over zien.  Rudolf Steiner bijvoorbeeld zag het heel duidelijk: van alles wat er in het openbaar geschreven en gezegd is, is het meest juiste datgene wat door Rudolf Steiner gezegd is.   Hij zat in ieder geval op het juiste spoor. Als we nu hetzelfde spoor volgen - dat naar het culminatiepunt van de versmelting van spiritualiteit en intellectualiteit leidt - komen we tot de volgende synopsis:"

Wie verder geïnteresseerd is, kan verder lezen, maar voor allen die de biografie van Valentin Tomberg (1900-1973) kennen als algemeen secretaris van de Antroposofische Vereniging in Estland, als geliefd spreker in verschillende Europese landen als schrijver van talrijke essays, zoals Kennis als mysterium – Het verchristelijken van de menselijke kennis uit deze essaybundel, en boeken, zoals zijn Antroposofische beschouwingen over het Oude Testamenthet Nieuwe Testament en de Apocalyps van Johannes, zijn werk over De grondsteenmeditatie van Rudolf Steiner en zijn lezingencycli in Rotterdam in 1938 over Innerlijke Ontwikkeling en de weg van de Rozenkruisers  gevolgd in 1939 door De Vier Offers van Jezus Christus en Zijn Verschijning in het Etherische, en dan de dramatische breuk, "er kwam niets van terecht", d.w.z. zijn gedwongen terugtrekking uit de Antroposofische Vereniging in Nederland, ingegeven door de houding van de toenmalige voorzitter, die nota bene dit christologische werk van Valentin Tomberg voor hem een sta in de weg vond en niet helemaal geschikt voor de opvoeding van de Nederlandse volksziel (! ) dat volgens hem eerder via de kunsten en de pedagogie diende te geschieden (alsof het ene het andere uitsluit), en verder voor allen die geloof kunnen hechten aan het verslag "Over het verloop van de dag voor de Kerstconferentie van december 1923" van zijn wijlen Duitse uitgever Willy Seiss (alleen beschikbaar in het Engels), dat Rudolf Steiner zelfs van plan was Valentin Tomberg uit te nodigen om lid te worden van het oorspronkelijke bestuur van de Antroposofische Vereniging in Dornach, Zwitserland, voor al diegenen lijken op basis van zijn werken deze zelfverklaringen van de individualiteit van Valentin Tomberg helemaal niet zo ongeloofwaardig als ze lijken voor degenen die bijvoorbeeld menen dat hij als schrijver van louter secundaire literatuur noch de Antroposofische Vereniging, noch de Katholieke Kerk van dienst is geweest. Integendeel, hij kan gezien worden als de christosoof van het nieuwe kennischristendom van de toekomst dat een eigentijdse metamorfose is van de geloofsgemeente uit de tijd van het Mysterie van Golgotha naar de kennisgemeenschap van vrijheid en liefde, waarvan de vorm, zoals uiteengezet is in de 13-delige inleiding van Herbert Witzenmann op Rudolf Steiners boek Het christendom als mystiek feit en de mysteriën der Oudheid, geïnaugureerd werd met en tijdens de Kerstconferentie ter heroprichting van de Antroposofische Vereniging    in 1923 te Dornach, Zwitserland.

Nu behoeven deze ietwat programmatische verwijzingen naar de identificatie van Hermes Tresmegistos met Valentin Tomberg en diens relatie met de Maitreya Boeddha van de 20ste eeuw natuurlijk een gedegen geesteswetenschappelijk onderbouwing, die hier niet gegeven kan worden en blijft deze door velen betwijfelde dan wel fel bestreden identificatie dus niet meer dan een gewaagde stelling. Maar met de hier aangegeven literatuur zou er een begin met een dergelijke onderbouwing gemaakt kunnen worden door te vervolgen hoe in al deze werken het voorchristelijke hermetische credo van “wat is boven, is als wat is beneden” nu op een esoterisch-christelijke wijze zijn weerslag vindt.

Maar oordeelt u nu zelf, d.w.z.  voor het geval dat u over de basisbegrippen van de antroposofie beschikt, zo niet kunt u deze opdoen in de basisboeken van de antroposofie, zoals De filosofie van de vrijheid,  De wetenschap van de geheimen der zielTheosofie en De weg tot inzicht in de hogere werelden:  

1. DE KRUISIGING IN HET LICHT VAN DE FILOSOFIE VAN DE VRIJHEID

Wanneer men probeert zich onder te dompelen in het heilige Mysterie van Golgotha, zal men moeten vaststellen dat een meditatieve onderdompeling in het beeld van het kruis in ons een gevoel van diepste wroeging opwekt. Dit gevoel, dat de christelijke gelovigen zo goed kennen, moet in onze tijd een andere, meer cognitieve vorm aannemen.

            In zijn zuiverste vorm kan dit schuldgevoel ten opzichte van de gekruisigde God worden ervaren door "De filosofie van de vrijheid" van Rudolf Steiner. Want deze "Filosofie van de vrijheid” geeft ons een sleutel om door te dringen in het Mysterie van Golgotha. En in feite zijn deze ideeën van de "Filosofie van de Vrijheid" bijzonder geschikt om het mysterie van de gekruisigde God te doorgronden, dat betrekking heeft op de aard van de menselijke vrijheid. Want de leer over de aard van de menselijke kennis is een waarachtige weerspiegeling van het grote wereldhistorische gebeuren.

            Zoals bekend is de menselijke kennis volgens deze "Filosofie van de Vrijheid" zo gestructureerd, dat de mens aan het begin van zijn cognitieve activiteit afhankelijk is van het uitwissen van de totale ideële inhoud van de wereld, die in hem immanent blijft, zodat deze ideële inhoud zich in het begin slechts in hem openbaart als een streven naar kennis. En dit streven, dit gevoel van ontevredenheid met het gegeven beeld van de wereld, kan alleen bevredigd worden als de mens aan het eind van zijn cognitieve activiteit de oorspronkelijk geschrapte ideële inhoud in zich herstelt door een vrije inspanning van het denken.

            En aan de omstandigheid dat het kennisorganisme van de mens deze structuur heeft, aan het feit dat de mens aan het begin van zijn weg van kennis de waarheid moet schrappen om aan het einde zelfstandig zijn kennis te herwinnen, aan deze omstandigheid heeft de mens zijn vrijheid te danken. Dankzij deze kenwijze wordt de vrijheid van de mens op een wonderbaarlijke wijze in de wereld opgenomen.

            Toch is deze ervaring van de menselijke vrijheid slechts één aspect van de ervaring die kan worden opgedaan door de studie van "De Filosofie van de Vrijheid". Want aanvankelijk ervaren wij slechts op welke wijze onze menselijke vrijheid in de wereld mogelijk wordt door deze cognitieve modus. Wij ervaren daarbij wat de oorspronkelijke verwijdering van de waarheid en het herstel daarvan door het denken van de cognitieve mens betekent.

            Maar men kan en mag zich ook afvragen wat de voornoemde menselijke cognitieve modus betekent voor de eerst gewiste en vervolgens herstelde ideële  inhoud van de wereld. En als men zich dit afvraagt, zal men moeten vaststellen dat deze weg van de kennis van de mens voor de waarheid een weg van dood en wederopstanding is - om de vrijheid van de mens te verzekeren moet de waarheid in hem wegsterven - en dus moeten we tegen onszelf zeggen: Wij zijn het zelf die deze waarheid doden om onszelf aan het begin van de kennis als onafhankelijke wezens te ervaren, wij zijn het die in het streven naar kennis onze grote schuld voor de waarheid moeten ervaren; en wij zijn het ook, die door de inspanning van zelfopoffering de waarheid weer moeten opwekken die in ons gedood werd. 

            Zo zien we dat onze menselijke kennis gebaseerd is op het tragische mysterie van dood en verrijzenis.  En dit tragische mysterie dat in de "Filosofie van de Vrijheid" op het gebied van de menselijke kennis wordt geopenbaard, speelt zich zowel af in het lot van de individuele mens als in het lot van de gehele mensheid.

            Wanneer men het lot van de individuele mens bestudeert, zal men kunnen ontdekken, dat het tragische karakter van de mens wordt bepaald door het feit, dat tussen hemel en aarde voor de mens een diepe afgrond gaapt en dat beide werelden door een drempel worden gescheiden. En het is juist door de aanwezigheid van deze drempel die beide werelden van elkaar scheidt, dat de twee belangrijkste ervaringen van het menselijk bestaan onvermijdelijk leiden tot de ervaringen van geboorte en dood.

            Nu is het essentieel te beseffen dat geboorte en dood met betrekking tot de drempel die beide werelden scheidt, relatieve begrippen zijn. Want een aardse geboorte, opgevat als een vertrek uit de hemelse wereld, is, vanuit het standpunt van de hemelse wereld die daardoor wordt verlaten, een ervaring van de dood, terwijl een aardse dood, vanuit het standpunt van deze wereld, een geboorte van de geest is, een opstanding.

            In feite wordt de aardse geboorte als sterven ervaren en de aardse dood als herleven door dat wezen dat het hogere ik van de mens is, zijn eigenlijke geest. Want wat voor de aardse lagere mens een geboorte is, is voor deze hogere hemelse mens de dood, en wat voor de aardse lagere mens een dood is, is voor de hogere hemelse mens een geboorte.

            Men zou dus de gehele mens, die zowel de hogere als de lagere mens omvat, met de maan kunnen vergelijken. Want zoals de maan afwisselend door verschillende fasen moet gaan, zo gebeurt dit ook met het totale wezen van de mens. En het is dan ook volkomen juist wanneer wij de aardse fase van het menselijk bestaan vergelijken met de Volle Maan en de hemelse fase van dit bestaan met de Nieuwe Maan. En zoals de ene maanfase de andere uitsluit, zo is het ook met het menselijk bestaan. De geboorte van het lagere aardse bewustzijn is een dood voor het hogere geestelijke bewustzijn, en de aardse dood van de mens is een wedergeboorte in de geest.

            Zoals we weten, worden deze periodiek elkaar afwisselende fasen die elkaar uitsluiten, uitgedrukt in de wet van reïncarnatie. Deze wet van reïncarnatie is voor de wezens van de geestelijke wereld een middel om de mens te beschermen tegen Lucifer en Ahriman. En daarom is het zo vruchtbaar voor een exacte kennis van beide tegenstanders hen te bezien in hun relatie tot geboorte en dood.  Lucifer openbaart zich dan als een entiteit die zich antagonistisch opstelt tegenover geboorte, terwijl Ahriman een entiteit is die strijdt tegen de dood.

            Lucifer zou niets liever willen dan dat de mens nooit geboren zou hoeven worden; maar omdat Lucifer dit niet kan verhinderen, omdat de mens steeds weer met behulp van de Goden op de Aarde verschijnt, probeert Lucifer, zo goed als het kan, de mens ervan te weerhouden volledig op de Aarde te incarneren en in hem een verlangen naar het verloren paradijs op te wekken. En zou Lucifer dit doel bereiken, dan zou de mens zich in een paradijs beleven, doch dit paradijs zou geen waar paradijs zijn. Want daar de wereldgeschiedenis tragisch is, daar in de wereld zwoegen, lijden en dood heersen, is de toestand van paradijselijke gelukzaligheid een ongerechtvaardigde, egoïstische toestand geworden, die alleen voorkomen kan worden door de mens steeds weer uit de Luciferische sfeer, waar hij vóór zijn incarnatie zou verblijven, te verbannen door de poort van de aardse geboorte.

            Direct tegenovergestelde bedoelingen worden door Ahriman nagestreefd. Terwijl Lucifer de mens van zijn aardse geboorte zou willen afhouden, streeft Ahriman ernaar de aardse dood van de mens, die immers een wedergeboorte van de geest is, te verhinderen. Ahriman zou niets liever willen dan dat de mens nooit meer door de poort van de dood naar de geestelijke wereld zou hoeven terugkeren, dat hij zich voor altijd met de aarde verbonden zou hebben. Maar omdat de mens zich moet onderwerpen aan de vloek van de dood en ondanks alle inspanningen van Ahriman steeds weer door het portaal van de dood terugkeert naar de geestelijke wereld om daar voor het oordeel van de Goden te verschijnen, probeert Ahriman, zo goed en kwaad als het kan, de mens tijdens zijn levensdagen zo vast mogelijk aan de Aarde te ketenen. Steeds weer probeert hij de menselijke ziel aan zijn geestloze wereldbeeld te binden en hoopt dat hij er op een dag in zal slagen de mens aan het oordeel van Kamaloka te onttrekken.

            Maar zoals de mens met behulp van de Goden gered wordt van de macht van Lucifer door hen door het geboorteportaal uit een prenataal bestaan te bannen, zo wordt de mens gered van de macht van Ahriman door gedwongen te worden door het sterfportaal terug te keren naar de geestelijke wereld om daar voor het oordeel van de Goden te verschijnen.

            Zoals dus de geboorte een herhaling is van de verbanning uit het paradijs, is de dood een profetische voorafschaduwing van het Laatste Oordeel. Want wat voor de gehele mensheid de verbanning uit het paradijs was, is voor een individueel mens de geboorte.  En wat de hele mensheid op een dag zal ervaren als het Laatste Oordeel, is voor een individueel mens de dood. Geboorte en dood zijn dus wapens voor de geestelijke wezens van de hogere wereld, die zij gebruiken in hun strijd voor de mensen tegen beide antagonisten.

            Maar het is nu belangrijk te bedenken dat deze strijd van de Goden tegen beide antagonisten nooit tot een beslissende overwinning op hen kan leiden, in zoverre de menselijke ziel door geboorte en dood telkens eenvoudig een verdere strijd uit de weg gaat, d.w.z. het terrein van deze strijd verlaat.  Door de aardse geboorte onttrekt de ziel zich aan Lucifer en door de aardse dood onttrekt zij zich aan Ahriman. Geboorte is een ontsnapping aan Lucifer, dood een ontsnapping aan Ahriman.

            Wat is er nu nodig om Lucifer en Ahriman uiteindelijk te verslaan? Daartoe is het nodig om binnen de eigen lichamelijkheid te kunnen ervaren wat het hogere Ik van de mens anders alleen buiten deze lichamelijkheid ervaart als dood bij de aardse geboorte en geboorte bij de aardse dood. Met andere woorden, de mens moet, als hij bereid is Lucifer en Ahriman uiteindelijk te verslaan, zich bewust worden van de bestemming van zijn geest ook binnen zijn aardse lichaam. De mens moet een tweede keer geboren worden, nadat hij al fysiek door de poort van de geboorte is gegaan en hij moet in staat zijn de dood mystiek te ervaren, voordat deze dood ook fysiek plaatsvindt. Zo kan hij in zichzelf een bewustzijn ontwikkelen dat tegelijkertijd een staat van dood en een staat van geboorte zou zijn, en dit moet gebeuren doordat de mens zich bewust wordt van die ervaringen die zijn geest anders alleen buiten het aardse lichaam heeft vóór de aardse geboorte en na de aardse dood. Op deze wijze zal de mens, indien hij bereid is een beslissende overwinning op Lucifer en Ahriman te behalen, in het aardse lichaam een toestand beleven, die tegelijkertijd een geboorte van het hogere in een lager wezen en een dood van het lagere in een hoger wezen zou zijn.

            Maar wat is deze ervaring van geboorte van het hogere in een lager wezen dat tegelijkertijd de dood is van een lager in een hoger wezen? Het is de staat van kruisiging. En het is het hogere Ik van de mens dat in deze staat van kruisiging zichzelf gekruisigd ervaart in zijn lichaam.  Want enerzijds wordt dit hogere Ik zich tijdens zo'n kruisiging in het aardse lichaam bewust van zijn geestelijke stromen, en anderzijds moet het echter ervaren hoe deze geestelijke stromen als het ware gebonden zijn, als het ware vastgenageld aan dit stijve kruis van het aardse lichaam.

            Maar juist deze pijnlijke toestand van kruisiging is niets anders dan een beslissende overwinning op Lucifer en Ahriman. Want de weerstanden die de krachtstromen van het hogere Ik in het aardse lichaam ondervinden, komen voort uit Luciferische en Ahrimanische invloeden, uit invloeden die alleen overwonnen kunnen worden doordat het hogere Ik van de mens leert zich in het aardse lichaam net zo vrij uit te breiden als het voorheen alleen buiten de lichamelijkheid kon doen.

            Daarbij moet echter vooral worden benadrukt, dat niet op de een of andere manier de lagere bewustzijnstoestand, die zelf een gevolg is van de aardse belichaming, bewust in staat is de kruisiging te ervaren, maar dat het het hogere Ik van de mens is, dat zich als zodanig voorheen alleen buiten het lichaam kon ervaren.

            Want alleen door een proces van zelfbewustzijnsverheffing in het fysieke lichaam van dat hogere Ik, dat zich anders alleen buiten dit lichaam had ervaren, alleen door dit proces van zelfbewustzijnsverheffing in het aardse lichaam ontstaat de ervaring van kruisiging in het aardse bewustzijn van de mens.

            Als men dit weet, dan wordt de noodzaak voor de mensheid van de kruisiging van het Woord in de loop van de wereldgeschiedenis duidelijk, want zoals voor het doel van de verlossing van Lucifer en Ahriman het hogere Ik van een individu door de ervaring van kruisiging moet gaan, zo is het ook met de verlossing van deze machten binnen de gehele mensheid.  Het Ik-bewustzijn van de gehele mensheid, dat door Jezus wordt vertegenwoordigd, kan noch door zijn eigen inherente krachten alleen Lucifer en Ahriman overwinnen. Alleen het hogere Ik van de mensheid, Christus, dat zich tot Jezus verhoudt als het hogere Ik van de individuele mens tot zijn aardse zelfbewustzijn, is hiertoe in staat. Alleen Christus kan door de kracht van Golgotha de mensheid bevrijden uit de macht van beide antagonisten en wel door de synthese van geboorte en dood tijdens de kruisiging. Door de geboorte van een hoger in een lager wezen overwint Christus Lucifer, door de dood van een lager in een hoger wezen overwint Hij Ahriman.

            Nu wij getracht hebben de innerlijke betekenis van de kruisiging voor het lot van een individu zowel als voor het lot van de gehele mensheid te doorgronden en de noodzaak van deze kruisiging voor het behalen van een beslissende overwinning op beide hoofdrolspelers hebben ingezien, moet voor ons de vraag rijzen naar de historische werkelijkheid van de kruisiging. Wij moeten ons namelijk afvragen of de historische werkelijkheid van Golgotha, zonder enige traditie of documenten, begrepen kan worden door iemand die nog geen innerlijke ontmoeting met Christus heeft gehad.

            Als men deze vraag stelt, zal men kunnen ontdekken dat ook de historische werkelijkheid van het Mysterie van Golgotha kan worden begrepen in het licht van "De Filosofie van de Vrijheid". Dit is geenszins een kwestie van een rationeel bewijs, want het zou een ondraaglijke pretentie zijn het hoogste wonder uit de geschiedenis, de menswording van God, op de een of andere manier logisch te willen bewijzen. Toch is het wonderbaarlijk dat de historische werkelijkheid van Golgotha niet uit een noodzaak van het denken, maar uit vrijheid begrepen kan worden.

            Zoals wij reeds hebben gezegd, is de menselijke kenwijze zodanig gestructureerd dat de mens eerst moreel in de schuld moet komen te staan ten opzichte van de waarheid en daarna boete moet doen voor deze schuld en dat juist deze weg van schuld en boete onze vrijheid mogelijk maakt. En diezelfde weg van schuld en verzoening moet ook de hele mensheid gaan om vrij te kunnen worden.

            Op grond van de vrijheid wordt dus ook de zondeval erkend en op grond van diezelfde vrijheid is de mensheid verplicht om boete te kunnen doen voor deze zondeval. En al is de wereldgeschiedenis in zekere zin een aaneenschakeling van noodzakelijkheden, deze aaneenschakeling van noodzakelijkheden berust volgens dit alles op het ideaal van de vrijheid. En zoals de vrijheid op grond van de zondeval van de mens aan het begin van de geschiedenis werd erkend, zo verscheen op grond van deze vrijheid Christus als het ideaal van deze vrijheid in het midden van de loop van de geschiedenis. En vanuit diezelfde vrijheid van waaruit de zondeval werd toegelaten en de Verlosser werd gekruisigd, kunnen wij tegenwoordig de wijze leiding van de wereld vergoelijken en erkennen, want voor iemand die vanuit de vrijheid de wereldgeschiedenis bestudeert, is de werkelijkheid van Golgotha een vanzelfsprekendheid die niet bewezen hoeft te worden en waaraan niet getwijfeld kan worden. Zoals in het centrum van een cycloon rust heerst, omdat rondom stormen woeden, zo vinden wij ook te midden van de woedende stormen van deze tijd de goddelijke rust van Golgotha.  Dit Mysterie van Golgotha is niet geconditioneerd door iets anders dan zichzelf. Het is er eenvoudigweg, als een openbaring van de diepste zin van de wereld, zodat iedereen die de zin van de wereld zoekt, haar zal vinden.  En het wezen van een waar christelijk geloof bestaat erin uit vrijheid de werkelijkheid van het Mysterie van Golgotha te verstaan, te verstaan als datgene wat ook historisch moet geschieden, omdat het een openbaring is van de betekenis van de wereldgeschiedenis. 

 

 

2. HET MYSTERIE VAN GOLGOTHA EN DE HEMEL

 Nadat wij het Mysterie van Golgotha in het licht van "De Filosofie van de Vrijheid" hebben gezien als een eindoverwinning op Lucifer en Ahriman, die in de loop van de wereldgeschiedenis werd behaald door het hogere IK van de mensheid, door Christus, ontstaat de behoefte ons ook af te vragen welke betekenis deze overwinning op Lucifer en Ahriman heeft voor het hele universum.

            Wij voelen nu de behoefte om de algehele betekenis van het Mysterie van Golgotha te begrijpen, namelijk de betekenis ervan voor alle drie koninkrijken van de wereld: voor het hemelse, voor het aardse en voor het menselijke koninkrijk.

            Wij vragen ons dus af: Wat is de betekenis van het Mysterie van Golgotha voor de hemel? Wat is de betekenis van het Mysterie voor de aarde? Wat is de betekenis voor de mensheid? Wij moeten ons afvragen, wat nodig is voor de hemel, de aarde en de mensheid, waar deze drie werelden naar verlangen en wat er met hen zou gebeuren, als Christus niet gekomen zou zijn.

            Eerst zullen wij onze aandacht richten op de hemel en de Goden raadplegen. Maar hier betreden wij een gebied dat eigenlijk buiten het normale, aardse voorstellingsvermogen ligt. De hoogste waarheden van de wereld kunnen alleen worden uitgedrukt in de vorm van paradoxen. Daartoe moeten wij echter bepaalde axiomatische begrippen uit de weg ruimen. Pas wanneer bepaalde voorstellingen, verkregen uit de aardse wereld, ons niet meer in de weg staan, krijgen wij de mogelijkheid om vruchtbaar na te denken over de oergeheimen van de goddelijke werelden.

            Iets dergelijks moet zich ook op het gebied van de wiskunde voordoen. Zolang men wilde vasthouden aan het principe dat de rechte lijn de kortste afstand is tussen twee punten, was het niet mogelijk een theorie te construeren over de vierdimensionale ruimte. Zo moeten wij ons ook met betrekking tot de kennis van bepaalde waarheden van hogere werelden bevrijden van bepaalde aardse principes, namelijk van de opvatting dat het bovenste bovenaan is en het onderste onderaan, dat het binnenste binnen is en het buitenste buiten. In de hogere werelden is het een feit dat men, om op te stijgen, moet afdalen, en dat men, om binnen te komen, zich aan de buitenkant moet openbaren. Hoe dieper men daar afdaalt, hoe hoger komt men, en hoe meer men naar buiten gaat, hoe meer men doordringt in het binnenste.

            Hoe dieper een wezen in het bestaan regeert, hoe hoger het staat. En dat is de reden waarom God de Vader het hoogste wezen van de wereld is, omdat Hij heerst over het laagste.

            Hij is het die slechtheid bepaalt als kwaad en goedheid als goed. Verheven boven beide wordt Hij daarom de oergrond van de wereld. Hij vestigt de polariteit tussen het goede en het kwade, omdat Hijzelf boven beide verheven is. Het hele wereldproces berust dus op een polariteit tussen het goede en het kwade, een polariteit die door de God de Vader wordt ingesteld en opgeheven. Want Hij is de sluimerende boven beide.  Het goede is hier, omdat God de Vader vanaf het oerbegin in de eeuwigheid het kwade erdoor overwint. Het kwade is hier als steun voor het goede, dat door de eeuwige overwinning van het kwade als zodanig bewust wordt van zichzelf. Tussen deze twee polen beweegt zich in eeuwige spanning de stroom van wezens, die van beneden naar boven opstijgt, die van boven naar beneden stroomt.  

            Het rustende wil bewegen, het zelf-bewegende wil rusten. Het in-de-rust-zelf-bewegende is duur, het in-de-beweging-rustende is eeuwigheid. En het is naar het deze in-zichzelf-bewegende-rustende, naar God de Vader, dat alle wezens van de goddelijke wereld streven, want zij weten dat in Hem de zin van de wereld verborgen ligt. Hem aanschouwen zij vanaf het oerbegin, vóór de schepping van de wereld in de hoogte. Vanaf het oerbegin waren zij in staat Hem te aanschouwen, maar zij waren niet in staat Hem te naderen, niet in staat Hem te bereiken in Zijn hoogten. En hieruit bestond de onvolmaaktheid van hun natuur, namelijk dat zij God de Vader konden aanschouwen, maar niet in staat waren Hem te bereiken.

            Om tot de Vader te komen, moesten de Goden hun weg naar beneden vervolgen.  In uiterste duisternis moesten zij een wereld scheppen om door te dringen tot hun eigen innerlijk. Zij moesten over het laagste rijk heersen om het hoogste te bereiken. En vanuit het besef van hun eigen onvolmaaktheid, vanuit het verlangen naar goddelijke zelfkennis, naar de verkenning van hun eigen essentie, werden de Goden de scheppers van de wereld. Op die manier ontwaakten zij tot een scheppende activiteit, omdat zij wisten dat zij alleen van beneden naar buiten het hoogste en meest innerlijke doel konden bereiken; het beeld van de Drie-enige Godheid.

            Het is dit beeld van de Allerhoogste dat de mens zou moeten worden. In de mens die door de Goden geschapen was, was de betekenis van de wereld voor hen verborgen. Deze betekenis van de wereld moest nog door de Goden doorgrond worden, via de mensen moest God de Vader het heilige der heiligen aan hen openbaren. Maar eonen gingen voorbij en God de Vader zweeg...

            God de Vader zweeg vanaf het begin van de kosmische tijd tot het uur dat God de Zoon moest sterven. Het goede scheppend, het kwade beheersend, boven beide verheven bleef Hij zwijgend over Zijn diepgaand oerplan van de wereldevolutie, waarin ook het kwade een rol moest spelen om in het goede te worden omgevormd.

            In stilte liet Hij de kosmische tijd ontstaan, in stilte liet Hij de zondeval van de mens plaatsvinden, in stilte gedoogde Hij de steeds groeiende, tragische stemming van de Goden, die na de zondeval van de mens steeds scherper werd.

            Want het was deze tragische stemming van de Goden, deze groeiende spanning van hun ervaringen, die nodig was als voorbereiding op de proeftijd van de goddelijke inwijding, de gewelddadige inwijding in het geheim van de dood, die zij moesten ondergaan op het uur van het Mysterie van Golgotha.

            Oorspronkelijk was deze betekenis van de zondeval van de mens ook voor de Goden een raadsel, zodat zij de zondeval moesten ervaren als een mislukking van hun eigen ontwikkelingsplan. Want volgens dit goddelijke ontwikkelingsplan werd de mens geacht zondeloos te blijven en het kwaad alleen van buitenaf te aanschouwen, maar het niet innerlijk in zich op te nemen. En God moest zich aan deze zondeloze mens openbaren, niet in de gestalte van de Gekruisigde, maar als het eeuwige leven. Pas op Golgotha werd het diepe grondplan van de Vader geopenbaard, volgens hetwelk de dood niet door het eeuwige leven, maar door de dood zelf moest worden overwonnen. Iets geheel nieuws en nooit eerder gezien werd door deze overwinning op de dood door de dood voor de Goden geopenbaard. Want terwijl de Goden hun plan ontleenden aan een ervaring die voortkwam uit werelden die voorafgingen aan het bestaan van het oude Saturnus, terwijl zij dus hun plan schiepen vanuit een oneindig ver verleden, kwam het oergrondplan van de Vader voort uit de onuitsprekelijke hoogten van het oermysterie, uit een gebied dat in het menselijk bestaan overeenkomt met de sfeer van de morele intuïtie. In deze zin kan de kruisiging op Golgotha door ons worden beschouwd als een morele intuïtie van de Vader, die door de morele fantasie van de Zoon en de morele techniek van de Geest in de loop van de wereldgeschiedenis werd gerealiseerd.

            De horizontale lijn van het evolutieplan van de Goden, dat leidde van een oneindig verleden naar een oneindige toekomst, werd doorkruist door de verticale lijn van de morele intuïtie van de Vader. En op het punt waar beide assen elkaar kruisten, ontstond het kruis van Golgotha. In krachtige beelden van de historische werkelijkheid sprak de Vader dat uit wat wij nu kennen als de drie Rozenkruiserspreuken: De wereld die uit de Vader geboren is, moet in Christus sterven om in de Heilige Geest te kunnen herrijzen. De ontwikkeling van de wereld is gebaseerd op het overwinnen van de dood. Door de ontwikkeling van de wereld verslaat de Heilige Drievuldigheid de dood.

            Op het uur van het Mysterie van Golgotha werden de Goden ingewijd in dit grote geheim van de Vader. Het was een enorme schok voor de goddelijke inwijding die zij moesten ondergaan. En de tragiek van deze goddelijke inwijding was zelfs oneindig veel groter dan die tragische stemming die een menselijke ingewijde moet ondergaan. Zo tragisch als de dood is, zo tragisch is elke inwijding en zou zij niet tragisch zijn, dan zou zij niet ook gevolgd kunnen worden door de vreugde van de verrijzenis.  Tragisch, oneindig tragisch was de stemming van de Goden op het uur van de kruisiging. Een onbeschrijfelijke ontsteltenis overviel alle wezens van de hemelse wereld. En deze ontsteltenis van de Goden vond haar uitdrukking in de verduistering van de zon, die zich tijdens het uur van de dood, van de kruisiging, over het gehele gebied van de Aarde daar uitspreidde. Doordat de maan zich tussen de zon en de Aarde plaatste, werd niet alleen de zon door de Aarde bedekt, maar ook de Aarde door de zon. Het lijk van de Aarde, de maan, bedekte het heilige mysterie van de Kruisiging. De Aarde lag dood onder het doodskistdeksel van de maan voor de Goden; het Goddelijke Woord van de Vader, de betekenis van de wereldevolutie, lag dood in de Aarde.

            Op die manier moesten de onsterfelijken dus de dood van het Woord ondergaan - dit was hun goddelijke inwijding in het mysterie van de dood, een ervaring die de basis moest zijn voor hun hele toekomstige ontwikkeling.

            Zij moesten ervaren hoe hun heilige essentie, het Kosmische Ik, verdween in de duisternis van het rijk van de dood. Maar spoedig daarna ervoeren zij hoe dit Heilige der Heiligen weer opsteeg uit dit rijk van dood en duisternis als een overwinnaar over de dood. En de heilige en verheven betekenis van de wereld werd aan hen geopenbaard, die als het geheim van de Vader vanaf het oerbegin in Zijn boezem rustte. Van nu af aan wisten zij waarom zij scheppen, waarom de wereld geboren moet worden en waarom zij moet sterven. De kruisiging van de Allerhoogste als een synthese van geboorte en dood, als een gelijktijdige overwinning op de aarts-Lucifer van de tijd en de aarts-Ahriman van de ruimte stond voortaan altijd voor hen. Op deze wijze werd het grote verlangen van de Goden naar zelfkennis vervuld. Door nu neerwaarts te kijken naar Golgotha stelden zij de Allerhoogste vast; door naar de dood te kijken erkenden zij de aard van de Vader en de weg die tot Hem leidde.  

            En door aldus neerwaarts te kijken naar het Kruis van Golgotha mochten zij nog iets anders ervaren, iets zeer belangrijks, waarmee hun hele toekomstige zending verbonden was. Zij ervoeren namelijk dat het Mysterie van Golgotha een enorm keerpunt in de tijd betekende. Want de aarts-Lucifer, de tijd, werd door dit mysterie van de gekruisigde Godsman bekeerd en verkreeg voortaan de macht om de drievoudige ontkenning van Gods bestaan in een moment van ruimte geleidelijk te overwinnen.

            De tijd, die zich vóór het Mysterie van Golgotha steeds verder verwijderde van de Heilige Drie-eenheid, kreeg door het Kruis van Golgotha de geweldige impuls om voortaan op te stijgen, om op te stijgen naar die sfeer waar het begin weer verbonden kan worden met het einde, de A met de O. En zoals op de oude Saturnus, op de oude Zon en op de oude Maan de tijd steeds armer werd, omdat zij eerst door de Vader, daarna door de Zoon en tenslotte door de Heilige Geest werd verlaten, zo zal zij zich krachtens het grote offer van Christus van Golgotha op de toekomstige bestaansniveaus van Jupiter, Venus en Vulcanus eerst met de Geest, dan met de Zoon en tenslotte met de Vader verenigen.

            Aan het einde van Vulcanus zal de tijd weer overvloeien in de eeuwigheid, hetgeen zal geschieden door een volledige overwinning van de ruimte. Verzadigd door de geest en de Zoon zal de tijd dan kunnen terugkeren naar de Vader, door het gebied van de Cherubijnen die op de drempel van de eeuwigheid waken.  En alle wezens die zich ontwikkelen in de stroom van de tijd, de hele oneindige overvloed van de kinderen van de tijd, zullen in staat zijn de eeuwigheid binnen te stromen, tot waar de eeuwigheid omgord zal worden door de tijd als in een cirkel waar de tijd opnieuw zijn slangenstaart zal vangen, de A verbindend met de O. En de Goden zullen, door het aanschouwen van deze wonderbaarlijke bekering van de aarts-Lucifer, van de tijd, beseffen hoe zij in de toekomst moeten werken om deze verlossing van de tijd en al zijn kinderen op eigen kracht te helpen. Met het oog op het grote offer van Christus nemen de drie hiërarchieën een heilig besluit om reeds in het heden voor alle kinderen van de tijd een voorbeeld te stellen in de geest van de drie toekomstige stadia van de evolutie van de aarde en voor de mensheid te staan als toonbeelden van de toekomst.

            Zo stelt de derde hiërarchie reeds nu in de geest een voorbeeld van het Jupiter-stadium voor de mensheid, en evenzo de tweede hiërarchie door een voorbeeld te stellen van het Venus-stadium, terwijl de eerste hiërarchie hetzelfde doet met betrekking tot het Vulcanus-stadium.

            Zo stellen de Goden zich op als een lichtende ladder van de hoge idealen die aan de evolutie van de wereld ten grondslag liggen, om de bekeerde kosmische tijd, aarts-Lucifer, de weg naar de Vader te wijzen. Dit zouden zij echter nooit kunnen doen, indien Golgotha niet had plaatsgevonden, want alleen Golgotha geeft ook aan de werkzaamheid van de Goden een hogere betekenis door hen de weg te wijzen naar de Allerhoogste.

3. HET MYSTERIE VAN GOLGOTHA EN DE AARDE

 En nu komen we bij de tweede vraag: Laten we ons afvragen wat het Mysterie van Golgotha voor de Aarde betekent en wat er met de Aarde zou gebeuren als dit heilige mysterie niet had plaatsgevonden?

            Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet men eerst duidelijk weten wat de Aarde eigenlijk is. Wanneer men voor de kennis van de wereld de mens als maatstaf van alle dingen wil gebruiken, zoals de ouden plachten te doen, dan zal men tot zichzelf moeten zeggen, dat de Aarde niets anders is dan een achterlijke, omgekeerde mens, en dat de Goden van hun kant vergevorderde menselijke wezens zijn.

            Want de Aarde verlangt evenzeer naar een ware mensheid, als de Goden op deze mensheid rekenen in hun verdere ontwikkeling.

            Als een achtergebleven, omgekeerde mens heeft de Aarde een geest, een bewustzijn, dat door de huidige mens allang is overwonnen, maar dat hij bezat in de oude Saturnus-periode. Dit alomvattende Saturnusbewustzijn van de Aarde is echter afgestompt doordat zij niet meer in die staat van warmte verkeert waarin de mens vrij was om te leven, maar in een staat van kosmische vorst. Zoals nu warmte een uitdrukking is van goddelijke liefde, liefde zo krachtig dat zij ook van buitenaf kan worden waargenomen, zo is kosmische vorst een uitdrukking van Ahrimans haat. Aangezien de Aarde hierdoor in een staat van vorst is gebracht, moest zij wel ten prooi vallen aan de invloed van Ahriman. Maar voor zover de Aarde in deze staat van vorst ook een Saturnus-bewustzijn heeft, een bewustzijn dat de mens bezat tijdens het bestaan op Saturnus, is zij verbonden met de mens.

            Nu voelt de Aarde slechts vaag aan, dat de mens in zijn lichaam, dat uit zijn stoffen bestaat, iets doet, wat zij niet kan doen, namelijk dat de mens in dit lichaam een bewustzijn ontwikkelt, dat in zijn geval alleen buiten het lichaam kan werken.

            En nu wordt de Aarde als gevolg hiervan gegrepen door een eigenaardig verlangen. Om dit schemerig verlangen van de Aarde beter te begrijpen, moet men de onderlinge verhouding kennen tussen de microkosmos en de macrokosmos. Zij verhouden zich namelijk zodanig tot elkaar dat zij elkaar aanvullen en naar elkaar verlangen. De grote wereld is voor de microkosmos een ideaal. Voor de macrokosmos daarentegen, evenals voor de Aarde, die eveneens een macrokosmisch wezen is, is de kleine wereld, die de geest kan opnemen, eveneens een ideaal. De microkosmos evenaart dus de grote, de macrokosmos de kleine wereld.

            In het duister streeft de Aarde ernaar om in de toekomst te worden wat de mens nu is, om zich ook innerlijk te kunnen vergeestelijken, want zij wil goed worden, zich met het goede doordringen. Het zou zich willen omkeren om het ware mens-zijn in zich te dragen. Omdat het echter een macrokosmisch wezen is, streeft het er niet alleen naar de individuele mens in zich op te nemen, maar zou het graag de verblijfplaats worden voor het grote kosmische-Ik, zijn lichaam. Zij tracht zich tot dit grote kosmische-Ik te verhouden zoals een individueel menselijk lichaam zich tot zijn Ik verhoudt.

            Met welke middelen wil de Aarde nu haar schemerige verlangen vervullen? Zij wil het vervullen door zich te voeden met de mens. En de voeding van de Aarde die zij nodig heeft is namelijk - de lijken van aardse menselijke wezens. Het menselijk lichaam dat zij de mens geeft bij zijn geboorte is wat zij terug wil na de dood van de mens. Want de mens bezit de wonderbaarlijke gave door de moraliteit van zijn denken, voelen en willen om de aardse substantie te vergeestelijken. En de mens zou dit zonder belemmeringen kunnen bereiken, zou de Aarde de voeding kunnen geven die zij nodig heeft, ware het niet dat de zondeval van de mens had plaatsgevonden.

             Nu heeft, zoals wij weten, de zondeval plaatsgevonden, als gevolg waarvan de gehele relatie tussen de mens en de Aarde anders is geworden. In plaats van een ideaal te blijven, in plaats van de ware menselijke natuur in hem te openbaren, werd de versplinterde Mens een verleiding voor de Aarde. Want de materialiteit die de mensen na hun dood aan de Aarde leverden, werd voor haar steeds giftiger, bedwelmend en benevelend.

            Het vage verlangen van de Aarde om de mens innerlijk op te nemen, blijft echter bestaan. En als de taak van de mens niet meer kan geschieden door een vergeestelijking van de aardse substantie, dan tracht de Aarde dit op een andere wijze te volbrengen, namelijk door de materialisatie van de menselijke geest.  Daar zij van de mens geen geestelijke verkwikking ontvangt, tracht zij hem te verleiden. Daarin komt de dubbele natuur van de Aarde tot uiting, die evenals Kundry uit de Graallegende tegelijk een dienstmaagd van de Graal en een medium van Klingsor is.

            Als men deze neiging van de Aarde kent om de Mens innerlijk op te nemen, dan wordt het begrijpelijk wat er met de Aarde zou moeten gebeuren, als Christus niet op de Aarde zou zijn verschenen. Dan zou de Aarde meer en meer een medium van Klingsor zijn geworden en als een Kundry de Mens meer en meer verleiden. Na verloop van tijd zou het de mens verslinden. Want dan zou niet de Aarde het menselijk bewustzijn verwerven, maar zou de mensheid zich terug ontwikkelen tot het trance-bewustzijn van vroeger, tot een bewustzijn dat een terugkeer zou zijn naar het oude Saturnus-bewustzijn. De hele ontwikkeling van de mensheid zou dan, volgens de bedoelingen van Ahriman, achteruit moeten gaan en eindigen in het niets. Voor de mensheid zou deze achterwaartse ontwikkeling echter een val in de hel betekenen.

              Christus is echter in de wereld gekomen en is net als alle stervelingen door de dood gegaan. Hij heeft het verlangen van de aarde vervuld. Aan deze Enige, aan deze Allerhoogste heeft de Aarde haar beste geschonken, al het edelste wat is achtergebleven van de oude Saturnus, als het fysieke fantoom van de Mens, al het edelste wat is achtergebleven van de oude Zon als het etherische, al het edelste wat is achtergebleven van de oude Maan als het astrale. Alle koninkrijken der natuur geven hun edelste voor de omhulsels van dit Heilig Lichaam. En in deze edele kosmische omhulsels van de lichamelijkheid van Jezus, in deze ware microkosmos, daalde het grote macrokosmische Ik van de mensheid, zoals een menselijk Ik daalt in een normaal proces van zelfbewustwording.

            Zo werd uit de edelste substanties van de aarde als het ware een Graalbeker gevormd, waaruit de Aarde kon verkrijgen wat zij van meet af aan nodig had: de heilige verkwikking van de Graal.

4. HET MYSTERIE VAN GOLGOTHA EN DE MENSHEID

Nadat we nu de betekenis van het Mysterie van Golgotha voor zowel de hemel als de Aarde hebben begrepen, moeten we ons de vraag stellen wat de betekenis van dit heilige mysterie is voor dat wezen wiens bestemming het is om een schakel te zijn tussen hemel en Aarde - namelijk de Mens.

             Het is belangrijk uit te gaan van de centrale positie van de mens in het universum. Want de mens is een wezen naar wie de aarde van onderen verlangt en op wie de hemel van boven rekent. De mens verschijnt als een bemiddelaar tussen hemel en aarde. Zijn missie in het universum is door een transformatie van de Aarde de hemel te vestigen en door een kennis van de hemel de Aarde te transformeren. Hiertoe is hij in staat omdat zijn wezen met beide werelden verbonden is. In de hemelse werelden is de bovenbewuste geest van de mens geworteld. Door een proces van zelfbewustzijns-verheffing is de ziel in staat te werken in de zin van het goede. In het binnenste van de Aarde is het onderbewustzijn van de mens geworteld, dat zich via de aardse lichamelijkheid wil uitleven. Door zijn onderbewustzijn te volgen, handelt de mens in de zin van het kwade.

            De ziel van de mens is dus een toneel waarop de strijd tussen het goede en het kwade zich afspeelt. Tegelijkertijd is het een plaats waar God zijn kruisiging ondergaat en zal verrijzen. En het feit dat dit tot stand is gekomen, dat heeft de mens aan deze bestemming te danken. Want het Mysterie van Golgotha moest in de loop van de hele ontwikkeling van de mensheid na de zondeval worden voorbereid volgens de wetten van het karma. Het kon alleen plaatsvinden doordat zowel het positieve als het negatieve karma van de mensheid daartoe bijdroeg. In feite maakte het positieve karma van de mensheid de ontvangenis van de Verlosser in de Jordaan en Zijn geboorte op Golgotha mogelijk. Het ligt aan de basis van de volledige genealogie van Jezus en van de hele weg van het lot dat Jezus naar de Jordaan leidde. Dankzij dit positieve karma van de mensheid, dankzij deze regenererende stroom van het menselijk ras, die bestond uit de profeten en ingewijden, werd de mensheid door de geestelijke wereld waardig bevonden om de Verlosser uit haar schoot te baren.

            De andere, de negatieve stroom van dit karma van de mensheid leidde integendeel tot de dood van de Verlosser. Zo werd de mensheid veroordeeld tot het doden van dat Heilige der Heiligen dat zij zelf had gebaard.

            De kracht om Jezus te baren, ontving de mensheid van de hemel.  Dit was een gevolg van haar verbond met de geestelijke wereld. De kracht om Christus te doden, ontving de mensheid uit de aardse diepten. En dit was het gevolg van zijn zondigheid. En daar waar deze twee stromen elkaar kruisten, werd het kruis van Golgotha opgericht, het kruis waarop het kosmische Ik, geboren door bemiddeling van de mensheid, nu, door bemiddeling van diezelfde mensheid, de dood moest ondergaan en door de dood de dood kon overwinnen.

            Deze wonderlijke verhouding van de mensheid tot het Mysterie van Golgotha brengt ons ertoe dit mysterie te beschouwen als iets dat ons als de grootste schuld en tegelijk als onze enige redding moet voorkomen. Wij zijn schuldig aan het feit dat de Godsmens gekruisigd werd - dat moeten wij onszelf vertellen - maar door Zijn genade zijn wij gered.  En door ons onder te dompelen in dit unieke gevoel, dat tegelijk een gevoel van oneindige schuld en een gevoel van oneindige dankbaarheid is, gebeurt er iets in ons dat onze ware verhouding tot de Verlosser openbaart: Wij leren Christus lief te hebben. 

            Want terwijl Christus met betrekking tot de hemel de Onthuller van de Vader is en met betrekking tot de aarde de Overwinnaar over het kwaad, is Hij met betrekking tot de mensheid de Weldoener van de liefde.

            Door te mediteren op het kruis, het kruis van Golgotha door een ervaring van medekruisiging wordt de liefde in de mens geboren. Want wat gebeurt er in dit proces? Voor de ziel die zich onderdompelt in het beeld van het kruis, vindt een herhaling plaats van datgene wat op grote schaal in Palestina gebeurde. Zoals toen de Gekruisigde afdaalde in het onderbewustzijn van de Aarde en van daaruit opstond als overwinnaar van het kwaad, zo doet Hij dat nu in de onderbewuste zielsdiepte van de mens die het Kruis van Golgotha aanschouwt met een gevoel van oneindige schuld en oneindige dankbaarheid. De Gekruisigde daalt af in de onderbewuste diepten van zo'n mens en door de overwinning op het duistere ahrimanische dubbel, verrijst Hij in de ziel van de mens als liefde.

            Terwijl alle andere wezens door de afdaling in de diepte de verbinding met de Vader moeten verliezen, is Christus het Enige Wezen dat ook hier beneden deze verbinding onderhoudt, dat ook hier beneden met de Vader verenigd blijft, door de dood die de Vader openbaart. En terwijl daarom bij alle andere wezens door hun afdaling in de diepte het goede in het kwade moet worden veranderd, vindt bij Christus een verandering plaats van het kwade in het goede.

            Zo wordt ook door de ervaring van een medekruisiging de duistere dubbelganger van de Mens als drager van negatief karma overwonnen door de Christuskracht van het Kruis en liefde geboren als de kracht van positief karma.  

5. HET WERELDROZENKRUIS

 Wij hebben nu een zwakke poging gedaan om de betekenis te verkennen die het Mysterie van Golgotha voor alle werelden heeft. Wij zijn ons ervan bewust hoe ontoereikend alle pogingen moeten zijn om in dit heilige mysterie door te dringen en de essentie ervan tot uitdrukking te brengen. Toch is het voor ons voldoende wanneer door de eerbiedwaardige vrienden een gevoel voor de allesomvattende betekenis van het Mysterie van Golgotha kon ontstaan.

            Om nog eens heel kort samen te vatten wat er gezegd is, visualiseren wij nog eens het grote symbool van het Kruis van Golgotha. Zoals we inderdaad gezien hebben, wordt dit kruis, dat een synthese van dood en geboorte voorstelt, opgericht in het centrum van het wereldgebeuren als de diepe, oorspronkelijke, morele intuïtie van de Vader die moet worden verwezenlijkt door de morele fantasie van de Zoon en de morele techniek van de Geest. Dit kruis, dat op de Aarde is opgericht, moet door de mensen worden ervaren en de Goden, door op dit kruis neer te zien, sterken zich om hun kosmische opdracht te vervullen.

            Aarts-Lucifer wordt door dit kruis bekeerd. Aarts-Ahriman van de ruimte wordt door het kruis overwonnen.

            Met betrekking tot de hemel is het een openbaring van de Vader en de betekenis van de wereld. Met betrekking tot de Aarde is het een kracht die haar kan transformeren. Voor de mensheid is het zijn bestemming.

            Als het Mysterie van Golgotha niet had plaatsgevonden, zouden de Goden niet de mogelijkheid hebben gehad om ooit kennis te krijgen van hun eigen diepste wezen.

            Als het Mysterie van Golgotha niet had plaatsgevonden, zou de aarde niet de mogelijkheid hebben gehad om haar diepste verlangen te vervullen, een lichaam te worden voor kosmisch bewustzijn.

            Als het Mysterie van Golgotha niet had plaatsgevonden, zou de mensheid geen schakel kunnen zijn tussen hemel en Aarde. De Aarde zou dan uiteengereten worden.

            Maar het Mysterie van Golgotha is er, heeft zich voltrokken. Dit kosmische kruis van Golgotha staat in het centrum van het wereldgebeuren als een krachtige synthese, als de kruisiging van God in het moment van de ruimte. Als Wereldrozenkruis staat het daar, als het Wereldrozenkruis dat door alle werelden wordt opgericht. Want alle bestaansniveaus van de Aarde zijn geconcentreerd en getransformeerd in de gestalte van de Gekruisigde.  De astraliteit van de oude Maan wordt getransformeerd in deze vorm in Manas van Jupiter, het etherische van de oude Zon wordt hier Buddhi van Venus en het fysieke fantoom van Saturnus wordt Atma van Vulcanus, het Opstandingslichaam dat door de mensheid wordt bezield en door Christus wordt vergeestelijkt.

            En dit grote wereldwonder van een volledige transformatie van het kosmische verleden in de kosmische toekomst vindt plaats door het grote Christus-ik van de wereld, in de drievoudige lichamelijkheid van Jezus in het beeld van de kruisiging die de hele evolutie van de wereld omvat.

            Het is de Aarde die de drager vormt van dit Wereldrozenkruis. Het zijn de Goden die dit mysterie onderkennen en vanuit hun kennis bijdragen aan de mogelijkheid dat door de kracht van Golgotha het laagste in de loop van de toekomstige evolutie van de wereld kan worden getransformeerd in het hoogste. Het Mysterie van Golgotha is echter het allerhoogste, het allerheiligste voor de mensheid, in zoverre het voor de mensheid haar bestemming betekent.

            Want doordat de mensheid het Mysterie van Golgotha beleeft, maakt zij de omvormende werkzaamheid van de Goden mogelijk, evenals de redding van de wereld, die door de Goden moet worden omgevormd. Want het blijft waar: De mens staat in het centrum van de wereld. Naar hem verlangen de Goden van boven en van beneden de Aarde. En het is slechts door de Mens en met de Mens dat de Goden hun transformerende activiteit kunnen vervullen. En alleen door de Mens en met de Mens kan de Aarde worden gered. 

Tallin, 1929 en 1939

                    

NOOT VAN DE VERTALER - Over de identiteit en het werk van Valentin Tomberg als de gereïncarneerde Hermes Tresmegistos

In het tweede deel getiteld "Het Mysterie van Golgotha en de Hemel" van dit 5-delige ontzagwekkende essay uit de bundel van vroege...